Nieuw-Zeelands terroir
Liquor & Wine zaterdag, 16 februari 2013Wijnhuis Villa Maria bestaat vijftig jaar. Dat is niet lang in de wijnwereld, waar Egyptische hiërogliefen, Romeinse soldaten, middeleeuwse kloosters en Spaanse kolonisten figureren in de historische beschrijvingen. Voor een relatief jong wijnland als Nieuw-Zeeland is het echter een mijlpaal.
George Fistonich was een pionier toen hij in 1961 het wijnbedrijf van zijn vader overnam. Hij staat te boek als de man die Nieuw-Zeeland droge tafelwijn heeft leren drinken.
Inmiddels behoort Villa Maria tot de drie grootste wijnbedrijven van Nieuw-Zeeland, met wijngaarden in Auckland, Gisborne, Hawkes Bay en Marlborough. Het vijftigste oogstjaar werd vorig jaar gevierd met een toer langs de belangrijkste exportlanden.
Importeur Groupe LFE vierde het Villa Maria-feestje mee in kleine kring met een lunch van Peter Lute. Dit gebeurde op de nieuwste locatie van Lute in een voormalige buskruidfabriek bij Muiden.
Explore heet dit project, dat uitsluitend evenementen gaat huisvesten. De grote zaal beslaat 800 m2 en er is een kleinere ruimte van 70 m2 voor kookworkshops. Het is nog niet af en Lute wilde geen voorspelling doen over het moment van opening.
Van Chardonnay tot Arneis
“Vanaf de jaren zeventig nam de wijnhandel in Nieuw-Zeeland een hoge vlucht”, memoreerde George Fistonich in zijn openingstoespraak. “Eerst vooral met chardonnay. In 1979 ontdekten we de potentie van sauvignon blanc. Daarna volgde pinot noir.”
Fistonich zei ook dat hij er trots op is dat Villa Maria een van de eerste was die de kurk inruilde voor de schroefdop – “nu doen alle Nieuw-Zeelandse wijnbedrijven dat” – en dat het wijnhuis vooroploopt met duurzaamheid en organische druiventeelt.
Ondertussen heeft Nieuw-Zeeland de nodige problemen gehad met de overproductie van wijn van sauvignon blanc. Het land heeft veel te danken aan het succes van deze druif, maar gaandeweg is het de wijnbouwers duidelijk geworden dat er teveel op dit ene witte paard wordt gewed.
Hernieuwde aandacht voor goede chardonnay is de strategie van Villa Maria, naast de introductie van onder andere pinot gris, gewürztraminer, syrah, riesling, godello, arneis en grüner veltliner. Bij de laatste drie gaat het om ontwikkelingen van zeer recente datum.
Van de wijnen die werden geschonken tijdens de zeer geslaagde lunch van Lute beviel onder meer de Pinot Noir Taylor Pass Vineyard 2007 bijzonder goed. Een wijn waarmee je in de horeca voor de dag kunt komen.
Terroirwijn?
Is de wijn zo mooi omdat het een terroirwijn is? Het is immers een ‘single vineyard’-wijn. Ik zet daar vraagtekens bij.
Taylors Pass is 76 hectare groot. Er staat ook chardonnay, sauvignon blanc, pinot gris en riesling. Eén perceel van zes hectare (‘Block C’ – het roze gedeelte op het plaatje links) is beplant met pinot noir.
Ongetwijfeld is deze locatie uitgezocht op geschiktheid voor pinot noir, toch is aan de geometrische indeling van de percelen af te lezen dat deze niet puur op ligging, bodemsoort of andere geografische kenmerken zijn geselecteerd. Althans niet zoals ‘wij’ dat in Europa gewend zijn.
Er zijn bovendien twee verschillende klonen pinot noir aangeplant. Om variatie in aroma’s te krijgen, worden tevens verschillende snoeimethoden toegepast.
Zo creëren de wijnmakers op een typische nieuwewereldmanier een verscheidenheid aan basismateriaal, waarmee de best mogelijke blend kan worden samengesteld. Veertien maanden houtrijping op Franse barriques, waarvan een derde deel op nieuwe vaten, maakt het proces compleet.
De kwaliteit van de Pinot Noir Taylor Pass Vineyard 2007 bewijst het nut van deze technieken. Maar toch: een terroirwijn in de Europese zin van het woord zou ik dit niet willen noemen. Het is eerder een compositie dan een expressie van terroir.